Tot het bestaat, verhalen, gedichten en liederen
Foto’s van Gerard de Jong, melodieën van Jos Lamboo
Docete, Utrecht, 2012
Tot het bestaat
In het late licht van een novembermiddag zit ze tegenover me.
Soms is ze zomaar erg in de war, op andere momenten, zoals nu, heel helder.
“Nu ben ik bijna negenentachtig”, zegt ze, “en nog steeds verandert het.
Je leert het als kind, thuis en op school. En het is vanzelfsprekend. God bestaat.
Je wordt groter, je hoort meer, ziet meer. En op een dag bestaat Hij niet meer.
Of Zij. Of Het. Want waar hebben we het over?
En kwam een dag waarop de vraag niet eens meer belangrijk voor me was.
Toch is het net alsof je ergens naar blijft zoeken. Vaag, maar toch.
Naar een richtlijn of zo. Of een richting. Zoiets zou er toch moeten zijn?
Ik trouwde, de kinderen werden geboren. En ik las eens ergens: ´God bestaat niet, maar laten we maar leven alsof Hij wel bestaat. Misschien gaan mensen dan toch anders met elkaar om.´
Dat vond ik mooi. Misschien is het waar, dacht ik. Alhoewel, mensen slaan elkaar toch ook de hersens in over geloofsdingen. Vroeger. En nog steeds.
En wat ik me nou eigenlijk zou moeten voorstellen bij dat woord ´God´, ach dat wist ik ook niet. Maar ik probeerde goed te leven en mijn man ook en zo leerden we het onze kinderen.
We kwamen in het jappenkamp. Ik verloor er mijn man en onze twee oudsten.
En ik werd troostmeisje. Ja, mooi woord hè?
Nee, sinds die jaren geloof ik het echt niet meer.
Ik heb te veel gezien. Te veel meegemaakt”.
Ze zwijgt even. Ze kijkt naar buiten, volgt een vogel met haar ogen.
“Ach”, zegt ze dan, “ik mis het en ik mis het niet.
Misschien wil je iets voor me zingen? Van vroeger.
‘Wat de toekomst brengen moge´, dat vond ik mooi toen.
En in een lied kan ik Hem nog wel verdragen.”
Ik zing.
En in de derde regel begint ze mee te zingen.
´Moedig sla ik dus de ogen
naar het onbekende land´.
Het is even stil daarna.
Dan zegt ze: “Weet je, ik leef maar met open handen, de tijd die ik nog heb.
Veel is eruit gevallen. Zo heel nu en dan valt er iets in en blijft even liggen.
Dan is er een ogenblik meer dan er is.
En dan denk ik: God bestaat niet, dat weet ik zeker.
Maar soms óntstaat God.”
Waar zou het zijn?
Waar zou het zijn, dat land van licht?
Wie, waar is god, een stem, een naam?
Wie wijst de weg, ik ben alleen.
Wie helpt mij door het donker heen?
Wie neemt mijn hand
en leert mij gaan?
Waar zou het zijn, de eeuwigheid?
Wie zal er zijn, wie kent dat land?
Wie schenkt er wijn, wie deelt er brood?
Duurt liefde langer dan de dood?
Ik weet zo weinig,
ben zo bang.
Mijn ogen zoeken overkant,
een glimp van wie er voor mij ging.
De zee is diep, de golven hoog.
Wie kleurt voor mij een regenboog?
Begaanbaar pad
de verte in
Waar sal dit wees?
Waar sal dit wees, die land van lig?
Wie, waar is God, ‘n stem, ‘n naam?
Wie wys die weg – ek is alleen.
Wie help my deur die donker heen?
Wie neem my hand
en leer my gaan?
Waar sal dit wees, die ewigeid?
Wie sal daar wees, wie ken die land?
Wie skink die wyn, wie deel die brood?
Duur liefde langer as die dood?
Ek weet so min
ek is so bang.
My oë soek die anderkant
‘n glimp van wie al reeds daar is
Die see is diep, die golwe hoog.
Wie kleur vir my die reënboog?
Begaanbaar pad
die verte in.
(vertaling Riana Scheepers, Wellington ZA)
Leuk om op deze manier van en over jou te horen. Ik zie zoveel mooie dingen op je site! Ik wist niet dat je zo mooi kon schrijven…..het ontroert me.
Dankjewel !
Heleen, dank je! Mooi om zo van je te horen!